De overtreffende trap van moe is moeder

Vroeger was ik vaak moe. Dan lag ik als 16 jarige een beetje voor pampus op de bank, en dan voelde ik me toch een potje moe. Als ik daar nu aan terug denk dan lach ik me dood. Want hoe kon ik in de vredesnaam moe zijn op die leeftijd. Van wat? Van die paar uurtjes die ik naar school ging op een dag? Of van mijn bijbaantje? Of misschien van het uitgaan?

Nu, zo’n 12 jaar later, weet ik pas wat moe zijn is. Het opzetten en afsluiten van een eigen zaak, twee kindjes en een huishouden runnen, daarvan word je pas moe! En het gekke is, nu ik overdag niet kan slapen, want dat deed ik vroeger dus urenlang, heb ik er ook geen behoefte aan. Liever op een redelijk tijdstip op bed (liefst voor 23.00 uur, maar in iedergeval voor 24.00 uur) en op tijd weer op (zo rond 6.30 uur) zodat ik zoveel mogelijk aan mijn dag heb. In de tussentijd hoop ik niet meer dan 1 of 2 keer wakker gehuild te worden door een van de kinderen.

Dat laatste lukt helaas maar zelden. Ik denk dat ik in de afgelopen 2 jaar maximaal 10 nachten heb doorgeslapen. En dat was dan meestal als de kinderen uit logeren waren. Ik vind het een wonder dat ik overdag niet van mijn fiets val van de slaap!

Als moeder ga je gewoon door. Dan vloek je een keertje extra als je er weer uit moet vanwege een monster of een enge droom, maar kun je een glimlach niet onderdrukken als je merkte dat boef 1 of boef 2 weer ingeslapen is omdat mama dichtbij is. Nee, ik heb geleerd dat ik liever moe ben dan lui.

Als het een beetje meezit schiet ik zo mijn bedje in. Nog redelijk op  tijd. En als je me af en toe met wallen tot onder mijn oksels ziet rondfietsen dan is dat okay. Ik vind het niet erg. Ooit gaat deze periode over. Maar voorlopig geldt: “De overtreffende trap van moe is moeder!”