Een (b)engeltje

Een heel klein meisje keek me aan van onder haar roze mutsje. Een heel klein neusje, tien kleine vingertjes, 10 mini teentjes, een klein mondje en twee priemende donkere oogjes. Geboren in 3 uur. Ze had duidelijk zin om de wereld te veroveren. Na een lastige start werd het meisje steeds groter. Op handen gedragen door haar grote broer en haar papa. In de watten gelegd door haar mama. Het kleine meisje heeft mooie bruine haartjes en lange donkere wimpers om haar donkere oogjes. Als het kleine meisje anderhalf jaar is wil ze al zelf bepalen wat ze aan wil.

Niemand weet waarom het kleine meisje elke dag haar sokken uit trekt en deze vervolgens over haar handen draagt. Zelfs aan tafel. Als de mama van het kleine meisje zegt dat dat niet mag wordt het kleine meisje een beetje boos. In haar eigen taal legt ze luid en duidelijk uit wat ze wil, wanneer ze het wil en van wie ze iets wil. Het kleine meisje is niet op haar mondje gevallen, al is ze nog zo klein.

Als ze op visite gaat kijkt het kleine meisje even de kat uit de boom. En precies op het moment dat de overige visite haar prijst om haar ‘lieve en rustige karakter’ slaat het kleine meisje toe. Ze klimt op de stoelen, of op de bank. En als ze in een hele stoute bui is klimt ze op de vensterbank. Ze rent achter de huisdieren aan, doet hop hop paardje met de gastdame en gaat op zoek naar iets lekkers om te eten. En als ze moe is van al het spelen in dat vreemde huis, dan klimt ze met rode wangen bij haar mama op schoot. Om even bij te komen.

Op de fiets heeft het kleine meisje overal oog voor. Ze kijkt naar de eendjes, de bomen en de wolken. Ze wijst aan wat ze ziet en verzint er zelf hele verhaaltjes bij.

En aan het einde van de dag? Dan is het kleine meisje moe. Dan wil ze graag een verhaaltje horen, uit een zelf gekozen boekje, en doet ze zelf het licht uit. Het kleine meisje is een bengeltje, en een engeltje. Mijn druifje. Mijn aapie. Mijn alles.