Vanmorgen werd ik tegen half 6 opgeschrikt door een harde schreeuw vanuit de kinderkamer. Kinderkamer, in enkelvoud inderdaad, want hoewel we twee kids hebben hebben we maar één kinderkamer. Broer en zus willen persé samen op een kamer, dus ik moet bij een harde schreeuw, gil of traan eerst bedenken wie van de twee het geluid produceerde. Omdat Lyla snurkt als een Os sinds ze verkouden is, had ik al gauw door dat de schreeuw deze keer van Vinnie kwam. Huilend kijkt hij me aan. “Er kwamen boze ogen mama, die allemaal naar mij keken. Net, vanaf daar.” Hij wijst richting zijn kast. “Liefje, dat heb je vast gedroomd,” zeg ik, zoals ik moeders in films altijd hoor doen. “Nee, mama. Het was echt. Ze keken boos naar mij.” Omdat Vinnie niet echt leek te bedaren legde ik hem bij mij in bed en hij sliep zowaar direkt weer verder.
Zo’n twee uur later, toen we op stonden, vroeg ik hem er nog eens naar. “Echt mama, er waren echt boze ogen die naar mij keken.” Hij kijkt bang en moet er weer van huilen. “Mannetje toch,” probeer ik hem te kalmeren. Maar het lijkt niet echt te helpen. Omdat ik vanochtend graag goed wil slapen, speur ik eens een rondje in de kinderkamer. Wat maakt Vinnie nou zo bang? En ineens valt mijn oog op de glow-in-the-dark-dolfijntjes die als een stel boze wenkbrauwen op de kast geplakt zitten. Nu begrijp ik het! Ik pluk de dolfijnen van de kast en smijt ze in de prullenbak.
Als Vinnie op bed gaat checkt hij eerst de kast en ziet tot zijn grote opluchting dat de boze ogen weg zijn. Hij stopt zijn duimpie in de mond en slaapt binnen 5 minuten. Moe van de spookvoorstelling van de nacht ervoor. Welterusten!