Mijn kinderen hebben oren op stokjes. Ze horen alles, onthouden het, en meppen me er mee om mijn oren als ik het totaal niet verwacht. Of ze verrassen me, me het juiste gebruik op het juiste moment. Zo verrast Vinnie me door, op het moment dat ik mijn telefoon kwijt ben, voor te stellen dat we ons gaan verspreiden. “Mama, jij zoekt daar, Lyla daar en ik hier. Snel, dan vinden we je telefoon wel!” En Lylaatje, die heeft sinds kort door dat het goed werkt om “Pliiiieeeeessssss??” te zeggen als je iets heel graag wilt. Vandaag fietsen we langs de ringweg en wees Vinnie haar een sportwagen aan. Mijn peutertje bedenkt zich niet en roept met haar peuterstemmetje: “Hé, Cool!” Ik lach me rot om die twee.
Jullie zijn een na-aapje en een papagaaitje, grap ik wel eens. “Nee mama,” zegt Vinnie dan, “Ik ben een dino en Lyla is een hondje. Hè Lylaatje?” En Lylaatje knikt natuurlijk. Of niet, dan is ze die dag niet een hondje maar een slilaf of een koei. “Pliiieeeees Vinnie?”
Het is fijn om te zien dat deze twee aapjes samen opgroeien. Dat ze leren op elkaar te passen, dingen met elkaar te delen en te weten dat er altijd iemand is die je van haver tot gort kent. Soms kan ik ze wel achter het behang plakken, maar als ze dan samen op hun kamertje slapen, dan zijn het de liefste aapies die er zijn. Mijn aapies.