Illustratie Jalèle Waterman

Een vlucht in herkenning

Jaren geleden was het, dat hij op het eiland was geweest. Samen met Lina. Ze vierden er hun trouwdag, op uitnodiging van de kinderen. Het speet hem vanochtend ontzettend, dat Lina deze keer niet mee kon, maar voelde zich ook even bevrijd van de waan van de dag. Even zichzelf, zoals hij zichzelf al 10 jaar niet meer was geweest. “Zijn we er bijna opa? Is het nog ver?” Hij kijkt naast zich, naar kleine Jonas, die niet kan wachten tot de boot eindelijk het eiland heeft bereikt. “Bijna ventje, bijna”. Hij schudt een zucht van zich af, en probeert te genieten van het hier en nu.

Nog voor de boot de kade raakt springt Jonas op van de bank. Hij kijkt zijn kleinzoon na en denk aan vroeger, toen zijn zoon net zo ongeduldig was wanneer ze een dagje weg gingen. De kopjes trillen van het geronk van de motor, die overuren maakt om de boot tijdig te laten stilstaan. Als hij naar buiten loopt vliegt de zilte lucht hem aan. “Doe maar gewoon de bus”, knort hij wanneer zijn dochter een taxi probeert aan te houden op de kade.

De busrit is even nieuw als herkenbaar. Nieuw zijn de mooie passagiersbussen. Herkenbaar is de weg, door de weilanden, langs het wad, zo het centrum in. De bar en het witte hotel, de VVV. Jonas wil graag naar het strand, dus ze besluiten eerst door te rijden om later terug te wandelen naar het centrum.

Hij stapt liever in het centrum uit. Om niet langs het huisje te hoeven rijden. Het huisje waar ze ooit zo gelukkig hun vakantie vierden. Maar de teleurgestelde ogen van zijn kleinzoon maken dat hij toch meerijdt richting het strand. Op de Badweg kijkt hij stug de andere kant uit. Het huisje levert te veel herinneringen op. “Weet je nog, pa?” zijn dochter kijkt hem weemoedig aan. Ja, natuurlijk weet hij het nog. Hij droomt er zelfs af en toe over. Over de warmte tussen hem, Lina en de kinderen. Maar hij wil er niet aan denken, want het bestaat niet meer.

Het strand bied een zee van ruimte. Het is de meeste toeristen nog te koud. Een pril voorjaarzonnetje piept langs een wolk, en lijkt een beetje glans aan de dag te willen geven. Jonas rent vooruit. Zijn moeder er vlak achteraan, roepend dat hij niet de zee in moet rennen. Hij kijkt ze na. Zijn dochter, ooit als klein prinsesje aan zijn hand huppelend, is nu een vrouw geworden. Alleen haar sproeten verraden dat ze echt zijn kleine meisje is geweest.

“Ik wandel even een stukje verder”, roept hij hen na. Het antwoord niet afwachtend struint hij weg. Hij wil alleen zijn. Alleen met zichzelf. Voor even niet verantwoordelijk voor de zware last van thuis. Hij schrikt, alsof hij zichzelf hardop hoort denken. Last? Is Lina een last? Hij schudt de gedachte van zich af en stapt stevig door. De ouderdom speelt hem de laatste tijd parten. Hij is niet meer de man die hij ooit was. En dat Lina niet meer de vrouw is die ze ooit was maakt het er niet makkelijker op.

Pas als hij de strandtent nadert beseft hij hoe ver hij bij de familie vandaan is gelopen. Ach, hij zoekt ze straks wel weer op. Eerst maar eens een kop koffie. Binnen is het behaaglijk warm. “Koffie meneer?”. Een vriendelijk Aziatisch gezichtje van een jaar of 16 kijkt hem aan. Nog frank en vrij, niet bedorven door enige levenskennis. “Doe maar,” bromt hij. Terwijl hij uit kijkt over zee schuift het meisje hem de koffie onder zijn neus. “Kijk meneer, melk en suiker staan daar. Zal ik het even voor u pakken?”. Hij gebaart haar dat het niet nodig is en staat op. Precies als hij de melk wil pakken wordt deze weggepakt. Hij kijkt op en verwacht het meisje te zien. Maar hij kijk recht in twee blauwe ogen. Hij schrikt, had niet door dat er nog meer gasten waren. “O, sorry” mompelt hij, en gaat weer op zijn stoel zitten. De ogen, zo blauw als die van Lina, hebben hem van zijn stuk gebracht.

“Zal ik het dan maar inschenken?” Een warme stem klinkt naast hem. “Sorry, het was niet mijn bedoeling u te laten schrikken”. Hij kijkt nog eens en ziet dat de ogen toebehoren aan een oudere blonde dame. Zonder aarzeling schuift ze bij de tafel aan. “Het is een veel te mooie dag om alleen door te brengen”. Hij zwijgt, wederom verrast. Ditmaal door haar hartelijke voorkomen. Het is lang geleden dat hij zomaar met een vreemde dame aan tafel zat.

Op een of andere manier vindt hij het wel plezierig. Vindt hij haar wel plezierig. Het gesprek loopt als vanzelf. Alsof ze elkaar al jaren kennen. Zij komt van het eiland. Gelukkig getrouwd, en nu weduwe. “En jij?” vraagt ze. Hij twijfelt. Wat is hij eigenlijk? Gelukkig getrouwd? Wel getrouwd, lang gelukkig geweest, maar nu? Ze knijpt in zijn hand, ze begrijpt het wel. Hij voelt een tinteling door zijn vingers, er is lang niet meer zo in zijn hand geknepen. Zijn hand glijdt in de hare en hij trekt haar dichter naar zich toe. Haar been omstrengeld die van hem. Ze delen de warmte die hij zo heeft gemist.

Het is zijn telefoon die hem weer bij zinnen brengt. “Pa, waar ben je nou? We zijn je al uren aan het zoeken!” Zijn dochter blijkt al 4 keer eerder gebeld te hebben. “Ik moet gaan, mijn familie wacht.” Ze kijkt hem aan. “Kom je nog eens weer?” Hij durft geen antwoord te geven op haar vraag. Ze kust hem, vluchtig, op zijn lippen. Als een kus van een geliefde, en kus zoals hij die al lang niet meer heeft gehad.

Buiten rent kleine Jonas hem tegemoet. Met hernieuwde energie gaat hij terug naar de boot. Terug naar lieve Lina, die zijn steun hard nodig heeft.

2 gedachtes over “Een vlucht in herkenning

  1. Lieve Kimm, ik heb genoten van je mooie, ontroerende verhaal. Dit zou heel mooi passen in een verhalenboekje met allemaal korte verhalen van verschillende schrijvers. Dat soort boekjes lees ik graag. Wie weet kom ik jouw verhaal daar een keer in tegen. Liefs.

Reacties zijn gesloten.