Het regent hard. Snoeihard. Dikke druppels op ons dakraam. Het alarm van een auto gaat spontaan af in de straat. Ik word er wakker van. Hoor mijn kinderen slapen in de kamer aan het andere einde van de gang. De ene snurkt een beetje. De ander giebelt in haar slaap. Ik glimlach in het donker. Als een deken ligt de nacht nog over ons huis. Het is warm binnen. De regen heeft de warmte niet uit ons huis gejaagd. Ik stap zachtjes uit bed en pak een zomerdekbed uit de kast. Zonder dekens is het te koud. Maar met een dik dekbed is het te warm. Morgen begint er weer een nieuwe dag. Vol met nieuwe keuzes. Bruinbrood of witbrood voor het ontbijt? De kinderen moeten naar school. Wordt het warm? Of moeten ze voor de zekerheid een vestje mee? Kunnen we op de fiets? Pakken we de auto om een nat pak te voorkomen? Moet ik nog boodschappen doen voor het avondeten? Keuzes. Elke dag weer.
Wanneer in je leven komt het moment dat je je zomerdekbed achter je laat. En je fiets. Je bed, je kledingkast. Wanneer in je leven komt het moment dat je een rugtas pakt, zo groot mogelijk, om de kinderkleertjes in te stoppen. En welke stop je er dan in. Wanneer in je leven komt het moment dat je de deur achter je dicht trekt. Terwijl je niet weet of je hem ooit nog open zult doen. Je eettafel, je zorgvuldig uitgezochte bank. Je lievelingsplaid. Je boekenkast vol lievelingsboeken. De knuffels van de kinderen. Je huis, je thuis, je alles.
Wanneer in je leven kus je je familie gedag. En heb je daar dan nog tijd voor? Hou je je mobiele telefoon zo lang mogelijk bij je? Is contact met je familie misschien je laatste strohalm in de wereld waar jij niet langer jij bent? Waar je kinderen niet langer de leerlingen zijn van groep 2 en 4. Van hun klasje, in de school die zo bekend is. Wat moet er gebeuren in je leven om alles op te geven en te gaan. Zonder te weten waar naar toe. Om met alles wat je kunt dragen, het huis waar je kinderen groot werden de rug toe te keren. Zonder te weten hoe je je kinderen over een dag of 2, als de boodschappen die je mee kunt nemen op zijn, te eten moet geven.
Wat moet er in je eigen land gebeuren als je bereid bent om samen met je kinderen in een rubberboot te stappen zonder te weten of je de overkant haalt. Flitsen er beelden door je hoofd van een einde, midden op de oceaan? Een einde waarbij je je kinderen niet meer kunt redden en samen met hen niet meer zal zijn dan een groepje levenloze aangespoelde lappenpoppen? Of kun je dat uitschakelen, op zo’n moment? Moet je het uitschakelen op zo’n moment? Hoe groot moet de wanhoop zijn als je dat kunt?
Ik word verdrietig van de beelden op het nieuws. Huilende kinderen, wanhopige ouders. Ik hoop mijn kinderen nooit, maar dan ook nooit, op die manier uit hun veilige omgeving te hoeven halen. Hoe groot moet de wanhoop zijn om dat te doen. Wetende dat ergens onderweg, ik niet meer ik ben, maar dat ik de vluchteling ben geworden.