Verliefd op het wielrennen; We gaan! Nu. Zitten en fietsen.

Hoe ik in een half jaar tijd verliefd werd op het wielrennen.

Had mij twee jaar geleden gezegd dat ik de TKP Tocht van Groningen zou rijden op mijn eigen racefiets, en ik had je schuddebuikend van het lachen voor gek verklaard. En weet je? Ik deed het dus gewoon. 80 kilometer, een mooie beginnersafstand, over de mooiste stukjes van het Groninger ommeland.

Aangestoken door mijn vriendje Wytze en zijn liefde voor fietsen ging ik aan het begin van dit jaar op zoek naar een fijne racefiets. “Koop er nou maar eentje, dan fietsen we af en toe samen een rondje in de buurt”, zei hij toen ik klaagde dat ik zo weinig aan bewegen toe kwam. Zo gezegd, zo gedaan. Ergens eind februari stond er een prachtige knalrode Canyon Endurance WMN in de huiskamer te shinen. Wytz weet alles van afstellen, de juiste bandenspanning en maakte mijn mooie fietsje precies naar mijn wens. Ik werd er een beetje verlegen van. Je moet weten dat ik niet handig ben in sport. Ik ben niet a-sportief, ik deed (al dan niet via school) aan voetballen, korfbal, zat een blauwe maandag op volleybal, heb jarenlang paardgereden en liep hard. Best vaak. En met afstanden van 8 tot 10 km per keer was ik tevreden. Maar toch, ik heb nergens talent voor en dat fietsen voelde toch wel als hele andere koek.

“We gaan. Nu. Zitten en fietsen!” Zei hij een paar dagen later. En daar ging ik. Ik zat en ik fietste. Moest ineens schakelen, remmen met de handremmen, in de beugels tegen de wind in, de bocht doorkijken bij het sturen en er niet af vallen en… hoe dan?? Gelukkig kent mijn vriendje me langer dan vandaag. Ik word namelijk bloedchagrijnig als ik iets niet kan en mopper alles bij elkaar als hij me wat wil uitleggen. Het liefst ga ik in mijn eentje de hort op, net zo lang pielen totdat ik het onder controle heb. En dan pas mag er iemand met me mee. Daarmee kom je bij een heleboel dingen goed weg, maar niet met wielrennen. Dat vraagt de nodige basiskennis en techniek. Hij negeerde mijn gedrag, ik negeerde mijn gedrag en snapte het steeds een stukje beter.

Hij negeerde mijn gedrag, ik negeerde mijn gedrag en snapte het steeds een stukje beter.

De afgelopen maanden fietsten we soms samen maar door afwijkende werktijden, kinderen aan twee kanten en andere hobby’s kwam het geregeld voor dat ik alleen op de fiets zat. Langzaam aan kreeg ik er lol in. Dan haalde ik na 40 kilometer in mijn upje te hebben gefietst nog een groepje vrouwen in voordat ik via Bedum weer terug fietste naar de stad. Niet slecht, vond ik. Ik ging zelf routes uitstippelen voor vertrek. Dan fietste ik richting weggetjes die ik kende uit mijn jeugd, omdat mijn opa ons in de auto graag de provincie door chauffeerde en daarmee zijn liefde voor het Groninger platteland doorgaf. Ik ging om me heen kijken en genoot van de vrijheid die het fietsen met zich meebrengt. Van knallen tegen de wind in. Van de makkelijke meters die je maakt als je vol wind mee hebt.

Voor de zomer ontving ik via facebook een berichtje van mijn oud-stagiaire en op en top sportvrouw Mischa Top; “Jij fietst hè? Doe je mee met mijn wielrenworkshops voor vrouwen? Het is voorbereiding op de TKP Tocht van Groningen, maar je hoeft daar niet persé aan mee te doen.” Zo prettig als ik me voel alleen op de fiets, zo lastig vind ik het om iets in een groepje te doen als ik nog niet goed getraind ben. En ik houd niet van georganiseerde grote sportevenementen. Maar ik ben fan van Mischa, en dus ging ik. Gewoon, voor de training. Niet voor de tocht. Dat hoefde niet. Prima toch? We leerden goede bochtje te rijden en onze snelheid behouden, eindeloos om pionnetjes. Kregen les om makkelijk tegen een helling op te fietsen. Werden gecoached tijdens kop-over-kop-rijden. Werden een waaier in begeleid. Werden ons bewust van kracht vs. souplesse. Trotseerden de pittige kasseienstrook bij Zuidwolde. Leerden de handgebaren om veilig in een groep te rijden. En ze hamerde op eten, drinken, herstellen.

Natuurlijk kwam ergens na de derde training de vraag wie er mee deed met de tocht. Ik reageerde niet direct afwijzend op het appje. Het begon een beetje te kriebelen. Waarom zou ik niet gewoon. Maar 80 kilometer klinkt zo ver. Ik ga volgende keer wel mee. Eerst beter trainen. Dus ik typte: “Liefjes, ik ga niet mee.” En toen haalde ik – niet – weg. En dus ging ik mee. Ik ging het doen.

En toen haalde ik – niet – weg. En dus ging ik mee.

De ochtend van de start voelde lekker. Mooi fietsweer. Goeie benen. Expres aan het einde van de week niet meer op hoge hakken gelopen. Voor de start kwam ik bekenden tegen. Lichtelijk verbaasde bekenden; “Je bent hier! En je hebt een fiets! En fietskleding! Echte fietskleding!” Er was muziek en mijn clubje. En Mischa. Die alles tot in de puntjes had voorbereid. Natuurlijk.

We vertrokken vooraan, om stipt half 11. Ik moest in de middag nog weg, dus onze tijdsplanning was een beetje strak. Het was even wennen, de stad door en het UMCG, maar zodra we via het Zerniketerrein de stad verlieten was het genieten. Wat een sfeer!

We deden alles wat we hadden geleerd. Fietsten om de beurt op kop naast Mischa. Hielpen elkaar als het even lastig was. Met een oersterke Petra die ons door de tegenwind bij Zoutkamp leidde. Met Margriet in de achterhoede die zoveel charme heeft dat we ineens een klein peloton werden. Zo’n 25 kilometer voor de eindstreep werd mijn: “Is Margriet er nog?” Enthousiast door 5 mannenstemmen beantwoord. “Ja, ze is er nog, ze fietst hier in ons midden!” Met Diana die ons en minstens 15 anderen, samen met Mischa, naar huis fietste toen de Gasunie in beeld kwam. We fietsten de 84 kilometer met een gemiddelde van 27 kilometer per uur. Zonder morren. We did it. Wat heerlijk.