Dat laatste blokje van de toren

Gestommeld op de gang. Vier uur ’s nachts. Uit gewoonte zit ik meteen rechtop in bed. Moet Vinnie plassen? Kan Lyla niet slapen? Net voordat ik uit bed stap om te gaan kijken herinner ik me een quote die laatst in de krant stond: “Steeds meer ouders zetten zelf het laatst blokje op de blokkentoren om te zorgen dat de toren niet omvalt.”

Het intrigeerde me, die quote. Ik vond hem herkenbaar in deze tijd. Algemeen, in de samenleving, maar ook in mijn eigen gezin. Ik doe dit. Met dat blokje en die toren. Niet altijd, maar wel te vaak. Als er broodjes worden afgebakken pak ik ze toch liever zelf wel even uit de oven. Ik maak zelf wel de topping voor de taart, voor de zekerheid, zodat het er mooi uit ziet. Ik knip zelfs het laatste stukje van het knutselwerk uit, als het moeilijk is voor de kinderen, en het werkje anders verpest wordt.

Daar, eerlijk. Ik doe dat. Te vaak. En, vaak zonder dat de kinderen überhaupt hulp vragen. Ik doe het gewoon, voor de zekerheid.

Het gestommeld op de gang houdt aan. De badkamer deur gaat een paar keer open en dicht. Heel zachtjes, maar dankzij mijn gespitste oren hoor ik het wel. Zou er dan toch…. Maar ik heb me voorgenomen om te wachten tot iemand vraagt of ik wil helpen. Niet eerder. Niet bij voorbaat alles oplossen.

Gestommel richting de slaapkamerdeur. Ik verwacht elk moment een “Mama?” Maar het blijft stil. En het gestommel gaat nog even door in de badkamer. Na 3 minuten kan ik mezelf niet langer inhouden. Daar ben je moeder voor. Toch? Ja, toch?

Het ganglicht is uit, de kinderkamerdeur is dicht. Ik spiek om de hoek. Twee kinderen slapen diep. Ineens zie ik dat het badkamerlicht aan is. “Is er iemand thuis gekomen vannacht?” fluister ik zachtjes door de deur. Klik, het slot gaat open. Ik kijk in het lachende gezicht van mijn op-één-na-oudste stiefje.

“Sorry, ik wilde je niet wakker maken. Ik heb je om één uur geappt dat ik onderweg was, maar toen sliep je denk ik al.” We hebben elkaar dit jaar nog niet gezien en geven elkaar een dikke knuffel. “Geeft niet lieverd, fijn dat je er bent. Lekker slapen zo.” En terwijl ik dat zeg realiseer ik me hoe sterk we als gezin zijn gegroeid. Onze toren viel in de afgelopen drie jaar wel 100 x om, en elke keer bouwden we hem weer op. Soms ik, soms een van de kinderen, soms Wytze.

Bouwen, vallen, leren en weer bouwen. Laat 2020 maar komen.